2021, overgangsjaar? [ERMG-enquete]

19 januari 2021 om 12:01 

Het omzetverlies dat de Belgische ondernemingen lijden als gevolg van de coronacrisis, is in januari opnieuw wat afgenomen tot nog 12 %. Die lichte verbetering is vooral te danken aan het verdere omzetherstel voor de niet-voedingswinkels, de groothandel en de vastgoedactiviteiten. Voor 2021 als geheel blijft de verwachte verbetering ten opzichte van de huidige omzet wel beperkt maar de vooruitzichten voor volgend jaar zijn duidelijk beter geworden, wat ook te zien is in de investeringsplannen voor 2022. Dat blijkt uit de nieuwe ERMG-enquête bij de Belgische ondernemingen. Het aantal ondernemingen dat liquiditeitsproblemen rapporteert, is opnieuw licht gedaald maar dat komt ook omdat ze zelf de nodige maatregelen hebben genomen. Zowat een kwart van de zelfstandigen en de kleinste ondernemingen hebben daarbij b.v. sinds maart al beroep gedaan op een kapitaalinjectie door de eigenaar, familie of vrienden. Ondanks deze bijkomende financiering blijven vooral de zelfstandigen en de kleine ondernemingen nog steeds kampen met liquiditeitsproblemen en een hoog faillissementsrisico. Tot slot is het verwachte totale banenverlies sterk afgenomen maar wijzen de resultaten per bedrijfstak er wel op dat het arbeidsmarktbeleid transities tussen sectoren zo veel mogelijk zal moeten faciliteren.

Diverse federaties van ondernemingen en zelfstandigen hebben de afgelopen week een nieuwe enquête gehouden (BECI, NSZ, UCM, UNIZO, UWE en VOKA). Dit initiatief wordt gecoördineerd door de NBB en het VBO. Deze enquête is de zeventiende in een reeks van enquêtes die sinds maart 2020 worden gehouden. Doelstelling ervan is te beoordelen welke weerslag de coronacrisis en de beperkende maatregelen hebben op de economische bedrijvigheid en de financiële gezondheid van de ondernemingen.[1] In totaal hebben 5 348 ondernemingen en zelfstandigen deze week aan de enquête deelgenomen.

De Belgische ondernemingen rapporteren een verdere lichte verbetering van hun omzet in januari

Rekening houdend met de grootte van de ondernemingen en de sectorale toegevoegde waarde, melden de ondervraagde ondernemingen deze week een daling van hun omzet met 12,4 % ten opzichte van de normale waarde. Dit is een verbetering met 1 procentpunt ten opzichte van de enquête van december en van vijf procentpunten ten opzichte van de enquête van november. Net als in de vorige enquêtes delen de ondernemingen in het Vlaams Gewest en het Waals Gewest een omzetdaling mee die vergelijkbaar is met het nationale gemiddelde, terwijl de impact van de coronacrisis op de omzet groter is voor de ondernemingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (-18 %).

De verbetering in januari is vooral te danken aan een herstel van de omzet in de niet-voedingswinkels, de groothandel en de vastgoedactiviteiten, bedrijfstakken die tijdens de lockdown in november sterk werden getroffen. Het omzetverlies ten opzichte van het normale peil bedraagt in deze sectoren deze week zowat 7 %, wat vergelijkbaar is met de resultaten van augustus. De omzet van de niet-voedingswinkels werd deze week wel mogelijk beïnvloed door de koopjesperiode en de relatief grotere kortingen dan gebruikelijk bij het begin daarvan. Aangezien dit effect, net als de inhaalvraag ten gevolge van de sluiting van de niet-essentiële winkels in november, tijdelijk van aard is, ligt de structurele verbetering mogelijk wat lager en kan het forse omzetherstel in de niet-voedingswinkels in de komende weken mogelijk deels worden teruggedraaid. In de andere bedrijfstakken is het omzetverlies vrij stabiel gebleven ten opzichte van december. Het verlies blijft daarbij enorm groot in de zwaarst getroffen sectoren, met name respectievelijk 79 %, 70 % en 24 % voor de sector kunst, amusement en recreatie, de horeca en de sector vervoer en de logistiek.

Om de hele enquete te lezen, klik hier.

 

[1]  De ERMG-enquête berust op de beoordeling van de ondernemingen die aan de enquête deelnemen. De vergelijking in de tijd van de resultaten moet enigszins omzichtig worden geïnterpreteerd omdat de ondervraagde ondernemingen kunnen verschillen van de ene enquête tot de andere. Enerzijds is het immers mogelijk dat de federaties die de enquêtes bij hun leden houden, niet dezelfde zijn. Anderzijds nemen de ondernemingen niet systematisch deel aan elke enquête. Hoewel een eventuele oververtegenwoordiging in de steekproef van ondernemingen uit bepaalde bedrijfstakken wordt gecorrigeerd, is het mogelijk dat de ondervraagde ondernemingen mettertijd verschillen voor andere kenmerken.

Delen