Nieuw leven voor de natuur in de stad

4 februari 2020 door
BECI Community

In de nasleep van de COP 21 vertrouwde Parijs zijn stadhuis aan Anne Hidalgo, voor een ecologische revolutie. Ook door Brussel liep er bij de jongste lokale en gewestelijke verkiezingen een groene golf. Zowel langs de Parijse Haussmann boulevards als op de Brusselse kasseien werpen landschapsarchitect Bas Smets en de architect, doctor in de wetenschappen en landschapsarchitect Nicolas Gilsoul een deskundige blik op deze eerste naturalistische experimenten in een stedelijke omgeving. 

   

Bas Smets hoopt dat de opkomende groene projecten gepaard gaan met een andere kijk op de stad, een zoektocht naar bemiddeling en een evenwicht tussen natuur en mens. De steden werden ooit achter muren gebouwd om zich te beschermen tegen de natuur. Vandaag vrezen we nog steeds de wilde wereld. In 1950 waren we met 2,5 miljard mensen op aarde. In 2050 wordt dit nagenoeg 10 miljard. Vier keer zoveel. Vroeger hadden we de indruk dat bebouwde gebieden omgeven waren door oneindig veel groen. Vandaag heeft de verstedelijking een netwerk gecreëerd waarin we bepalen welke stukjes groen wij willen behouden. Hoogtijd dus om na te denken over hoe de natuur weer een plaats in de stad krijgt. Groenvoorzieningen mogen we niet langer beschouwen als een verfraaiing van de stad, maar als een noodzaak om haar bewoonbaar te houden. We moeten enerzijds de natuur beschermen die nog niet door verstedelijking is aangetast, en anderzijds de natuur integreren in onze kunstmatige omgevingen. Hier blijft veel uit te vinden. Het comfort van onze technocratische samenlevingen vereist de compensatie van wat we hebben vernietigd. De beste manier om warmte-eilanden te bestrijden, fijne stofdeeltjes op te vangen en een lagere temperatuur te verkrijgen is het gebruik van bomen. De boom is het resultaat van miljoenen jaren evolutie. Laten we dus eerder bomen planten dan machines inzetten die min of meer hetzelfde zouden doen.” Nicolas Gilsoul beaamt dit standpunt: “Waar steden zich vandaag voor inzetten, is de volle grond. We moeten een omgeving voorzien die beantwoordt aan de behoeften van levende wezens. En dit begint met het doorbreken van de waterdichte bodembedekking in steden – véél belangrijker dan het uitbreiden van de stad.”  

 

Groen maar niet duurzaam  

Nicolas Gilsoul

Het concept van stedelijke bossen geniet veel sympathie. Nicolas Gilsoul spreekt liever klare taal dan demagogische woorden: “Het belangrijkste in een bos is de bodem. Hij voedt de bomen. Hij stelt hen in staat relaties met elkaar aan te knopen. Hij neemt regenval op en voorkomt droogte. De bodem is weliswaar kwetsbaar, o.a. door vertrapping. De lineaire bosjes langs de Ring zijn toegankelijk voor het publiek maar groeien moeizaam. Deze stukjes groen middenin de infrastructuur bieden nu onderdak aan migranten en verworpelingen. De stedelijke bosprojecten op het plein voor het stadhuis in Parijs of Montparnasse zijn mooie openbare tuinen met bomen, waar stadsbewoners die naar natuur hunkeren op adem zullen kunnen komen. In een goed doordachte combinatie van een lage laag, een struiklaag en een bomenlaag kunnen flora en fauna zich ontwikkelen, weliswaar minder divers dan in een woud.”  

De enthousiaste uitbreiding van bovengrondse stedelijke landbouw wordt vandaag in vraag gesteld: het rendement is ontoereikend en deze hightech formule zou concurreren met de klassieke landbouw. Daarom verklaart Nicolas Gilsoul zelfzeker dat “de miljoenen die zijn geïnvesteerd in de Parisculteurs projecten duurzamer konden worden gebruikt om stadsparkprojecten te financieren die sociale banden verstevigen en de veerkracht van onze steden verbeteren.” 

Grote hoeveelheden aarde op daken storten om er bomen te planten betekent een zware last voor de structuren van gebouwen. Toch geeft Bas Smets de voorkeur aan groene daken boven groene gevels, omdat ze regenwater opnemen. “Groene gevels zijn een mooie, maar dure en niet duurzame verfraaiing. Het is ook spijtig architectuur achter groen te verbergen. Een mooi landschap rond een gebouw is een beter alternatief.”  

 

Een aspect van de Jardin des Senteurs, in Versailles, ontworpen door Nicolas Gilsoul

De vindingrijkheid van de mens ten dienste van de planten  

Deze ingenieur put inspiratie uit de logica van de natuur en bootst het opportunisme van planten na om augmented landscapes te ontwerpen. Hij tracht vooral de bodems opnieuw waterdoorlatend te maken: “We hebben parkings aangelegd met een waterdoorlatend wegdek in grint en funderingen die dienst doen als waterreservoir. Deze formule kost niet meer dan een klassieke parking. Het probleem met water is dat we er niet genoeg hebben om de bomen te irrigeren omdat het wegvloeit. En op het laagste punt krijgen we dan te veel water, wat overstromingen veroorzaakt. We moeten het water op de plaats houden waar het valt, om het grondwater aan te vullen en te verdampen.”  

Rond het spoorwegstation Part-Dieu in Lyon koloniseert een duizendtal bomen een granieten plaat met poreuze voegen. Onder het oppervlak vinden de bomen grote reservoirs in een mengsel van aarde en stenen. “De ondergrond werd in kaart gebracht om de beplantingsgebieden te definiëren”, vertelt Bas Smets. “De dialoog met alle betrokken diensten was niet gemakkelijk. De ondergrond werd nog nooit georganiseerd. Je kunt het vergelijken met het luchtruim. Toen er nog maar enkele vliegtuigen waren, vloog iedereen waar hij wilde. Nu krijgt elk vliegtuig een eigen luchtcorridor. In Paris-La Chapelle werden in samenwerking met agentschap L’AUC ruimtes van 3 m³ onder het wegdek aangelegd voor water-, elektriciteits- en gasleidingen. Al de rest is volle grond voor beplantingen. Dat is de toekomst. Het is wel duur, maar in Parijs bestaat er de nodige politieke wil.”  

Ook de keuze van de plant- en boomsoorten moet zorgvuldig worden overwogen. Op de Brusselse Sint-Lazaruslaan – een project dat Smets in 2012 in de wacht sleepte – zullen zuiderse bomen in een groene vallei worden geplant om de opwarming van de aarde te verdragen. Het project zal gebouwd worden op straatstenen met waterdoorlatende voegen en het geheel zal rusten op een skelet van aarde en stenen die voor de nodige afwatering zorgt. “Inheemse planten passen zich soms moeilijk aan het door gebouwen en wegen in steden gewijzigde klimaat aan”, weet Bas Smets. “Op Tour & Taxis werden pioniersbomen geplant omdat de grond er te zwaar was voor gekweekte bomen. We moeten leren nadenken zoals de planten dat doen: ons afvragen wat het meest geschikt is. Ik heb 500 klimbomen geplant op de binnenplaats van een Londens hotel. Ze waren niet inheems en zouden in de straat niet hebben overleefd, maar ze waren ideaal voor het beschermde klimaat van de binnenplaats. Voor La Défense in Parijs zochten we in de natuur bomen die in 40 tot 50 cm grond groeien. We bewerkten de kluiten om ze vlak te maken. Met een systeem van sondes zullen we de groei van de wortels en hun watervoorziening opvolgen. Zo slagen we erin augmented landscapes te creëren dankzij een betere kennis van de behoeften van de bomen en een betere beheersing van de omgeving.”  

 

Brussel schiet wakker  

Het gebrek aan consensus tussen de gewesten om de ring ten zuiden van Brussel te sluiten, heeft bijgedragen tot het behoud van het Hallebos en het Zoniënwoud. Met zijn 5000 hectaren biedt het woud een bosrijk gebied 2,5 keer zo groot als het Bois de Boulogne en het Bois de Vincennes samen. De andere troef van Brussel bevindt zich binnen de huizenblokken. Maar de openbare ruimtes scoren zwak.  

Bas Smets

Bas Smets stelt vast dat er geen subsidies bestaan om in Brussel ‘asfalt te doen verdwijnen’, in tegenstelling tot wat in Vlaanderen gebeurt. “Er zijn geen bomen, behalve misschien langs een paar grote lanen. We merken hetzelfde fenomeen in heel wat Vlaamse en Waalse steden. In Parijs staan 25 tot 30 meter hoge platanen langs alle grote boulevards. Ze werden geplant in 8 m³ grote kuilen die tegelijk met de leidingen en de metro werden ontworpen en aangelegd.” In Brussel breken de wortels door het wegdek en storten heel wat bomen neer in geval van harde wind. “Net als in andere steden gebeurt dit met bomen die recent werden geplant. Ze zijn kwetsbaar voor de wind omdat de veel te compacte ondergrond de groei heeft belemmerd.” Vandaag krijgt iedere nieuwe geplante boom 30 m³ grond. 

Het Bomenplan van de Stad Brussel speelt in op het vastgestelde gebrek. Net als de operatie Canopée in Montréal, voorziet het plan eerst en vooral in de bescherming van het bestaande bomenerfgoed. Nicolas Gilsoul oordeelt dat dit initiatief in de goede richting gaat en breder moet worden opgevat: Laten we eerst de merkwaardige bomen in kaart brengen, waarvan de met de leeftijd verworven ecologische waarde niet kan worden vervangen door jonge bomen. Die bomen verdienen efficiënte beschermingsmaatregelen.” Daarnaast moeten studies identificeren waar bomen kunnen worden geplant.  

“De bewustwording is op gang maar we moeten beter inzicht krijgen in levende organismen en hun metamorfose met het oog op de klimaatverandering”, vervolgt Nicolas Gilsoul. “De straat en de openbare groenvoorzieningen zijn de smeltkroes van de democratie. Zij moeten onze hoop en ambities voor de toekomst aanwakkeren. De Brusselse burgemeester Philippe Close vertelde me dat de natuur op een transverse manier wordt waargenomen. Maar als we beweren dat de natuur overal aanwezig moet zijn, riskeert ze overal te verdwijnen of zich te beperken tot enkele blaadjes peterselie op een zwaar verteerbaar gerecht. Een vleugje groen voor de decoratie, maar helemaal geen mozaïek van levende ecosystemen. Nochtans moet de natuur het fundament worden van onze steden. Wanneer we een stadsontwikkelingsproject voorleggen, vragen de beleidsmensen en de journalisten hoeveel bomen zijn voorzien. Nochtans is dit kwantitatieve aspect minder belangrijk dan een goed evenwicht tussen verscheidene ecologische leefomgevingen. De natuur in de stad beperkt zich niet tot een kleur. Met een goede kennis van het leven in de brede zin van het woord en opgevat als een geheel van dieren en planten, kunnen we in de stad een betere levenskwaliteit bereiken.”  

Een van de slechte voorbeelden is het Fernand Cocq plein in Elsene. De vroegere gemeentelijke meerderheid heeft het oude plein laten vervangen door een minerale voetgangerszone met enkele nieuwe beplantingen. Ook betreurt Nicolas Gilsoul de slechte keuzes langs de voetgangerszone in het stadscentrum, met heel wat grasveldjes die veel besproeiing vereisen en de alomtegenwoordige Japanse esdoorns die, wegens hun gevoeligheid, hun decoratieve rol niet lang zullen vervullen. Er werd onvoldoende nagedacht, waardoor de voorkeur niet ging naar grote bomen, maar aan kleine, sterk vertakte boompjes die gemakkelijk door voorbijgangers worden beschadigd. 

Nicolas Gilsoul vindt dat “de overheid terughoudend blijft en nog steeds te weinig ambitie aan de dag legt. Ik vind het belangrijk dat de stad wordt gezien als een hybride, natuurlijke omgeving, rijk, complex en levend, waarbij plant en dier elkaar aanvullen. Dit moet dringend gebeuren.” Om deze nieuwe ambities uit te testen, is Brussel op zoek naar pioniers die de logica van de natuur trachten te begrijpen en te integreren in de logica van steden. De Brusselse Staatssecretaris voor Stedenbouw Pascal Smet komt op de proppen met het oude idee van gewaagde architecturale initiatieven. Gedurfde beslissingen rond groenvoorzieningen kunnen inderdaad heel wat impact hebben. Parijs overweegt een vergroening van zijn ‘Périphérique, ondanks het drukke verkeer en de scheidingslijn die deze ring heeft getrokken tussen steden die elkaar ondertussen negeren. Brussel zou dit gemakkelijker kunnen bereiken op zijn kleine ring tussen de Louizapoort en de Naamse Poort, waar de winkelstraten naar elkaar toegroeien. Beci steunt het project van de wintertuin op meerdere verdiepingen onder koepels, waar bomen en mobiliteit onderdak vinden. In 2003 had Nicolas Gilsoul trouwens al voorgesteld om de auto’s ondergronds te laten rijden, onder een lineair park. 

 

In Londen heeft Bas Smets 500 bomen geplant op de binnenplaats van een hotel.

 

BECI Community 4 februari 2020
Deel deze post
Archiveren